Interview Martine Boode
Sinds september is de Reken- en Wiskunde Toets (RWT) verplicht voor iedereen die naar de Pabo gaat. Voor zij-instromers is de RWT een belangrijk onderdeel van het geschiktheidsonderzoek. De RWT vervangt de voormalige WisCAT toets. Wat houdt de RWT nu precies in en hoe worden mensen voorbereid op de toets? We vroegen het aan Martine Boode.
Martine werkt voor Leven Lang Ontwikkelen Windesheim Flevoland. “Ik heb daar verschillende taken”, begint Martine. “Ik ben projectleider, maar ook reken- en wiskundedocent. Ik geef rekentoetstrainingen aan zij-instromers. Verder begeleid ik Pabo-studenten en zij-instromers die de landelijke kennis basistoets niet halen. Dat is een toets die je aan het eind van je opleiding behaald moet hebben. Hier gaat het veel om didactische kennis over wiskunde. Boven de stof staan als het ware. Hoe geef je een goede rekenles?”
Wat is de RWT?
“De RWT is een toelatingstoets als je de Pabo wil gaan doen”, legt Martine uit. “Er zijn verschillende rekendomeinen die getoetst worden op je eigen rekenniveau. Dat moet gemiddeld voldoen aan de landelijke norm van F3-rekenniveau.”
Martine gaat verder met haar uitleg: “De RWT omvat de verschillende domeinen van het rekenen: basisvaardigheden, verhoudingen, procenten, breuken en decimale getallen, meten en meetkunde, verbanden en statistiek. De RWT toetst of jouw eigen rekenvaardigheden op orde zijn. En of je snel kan rekenen. Hoofdrekenen dus! Dat is een heel belangrijk onderdeel van de RWT. Als je voor de klas staat, kan je niet uitgebreid rustig gaan uitrekenen wat het antwoord is. Tijd speelt een grote rol bij de RWT. Voor hoofdrekenopdrachten krijg je gemiddeld 1 minuut per vraag de tijd, voor andere rekenopdrachten twee minuten. En die tijdsdruk bij de toets vinden de kandidaten behoorlijk pittig.”
Volgens Martine zit er, naast de tijdsdruk, nog een addertje onder het gras. “De RWT is namelijk een adaptieve toets. Iedereen maakt zijn eigen toets. Dat betekent dat, hoe beter jij bent, hoe lastiger de toets het jou gaat maken. Iedereen komt in de toets de man met de hamer tegen. En dat is écht niet fijn; geloof me! Er zit een enorme database met verschillende domeinen, levels en sommen achter de RWT. Op basis van jouw antwoord, komt er een volgende som uit de database. Bij een goed antwoord, komt er een moeilijkere som; is je antwoord niet goed, dan komt er een opdracht van hetzelfde level. Elke toets is anders, ook als je de RWT nog een keer moet doen. Dat is heel lastig voor de deelnemers. Ik leer ze namelijk dat ze geen waardeoordeel moeten hebben over wat nu een makkelijke of een moeilijke som is. Laat je niet gek maken!
Zelfs extreem goede rekenaars kunnen na de toets twijfels hebben of ze geslaagd zijn. De toets kan je onzeker maken. Als je het goed doet, dan krijg je moeilijkere sommen. Net zo lang tot je grens bereikt is. De RWT is gebouwd om te kunnen zien wat jouw rekenniveau is. En dat onder tijdsdruk…. Best ingewikkeld dus. Met een score van tenminste 575 punten voldoe je aan de landelijke norm. Dat is het minimum dat nodig is voor het F3-niveau, waarmee je de Pabo kan doorlopen. Alle Pabo’s hanteren nu dezelfde norm. Bij de oude WisCAT was dat niet het geval. Elke Pabo hield haar eigen normering aan.“
‘Ik hou van breuken.
Ik vind ze lief.’
Voordelen van de RWT
De RWT is in de plaats gekomen van de WisCAT. Waarom was dat nodig? Voldeed de WisCAT niet meer? “De hoofdreden om een nieuwe toets te introduceren, is een technische reden”, antwoordt Martine. “Het contract van CITO met de ontwikkelaar van WisCAT liep af. En nu hadden ze de mogelijkheid om zelf iets te ontwikkelen. RWT dus. Een nieuw platform met als voordeel dat je meteen, na het afronden van de je toets, je je score te zien krijgt. Heel handig, omdat het nu niet meer nodig is dat iemand van de Pabo binnen een bepaalde tijd de uitslag van de toets doorgeeft. Een ander voordeel van de RWT is dat kandidaten de toets meteen na afloop kunnen inkijken.
Voor wie is de RWT bestemd?
Als je de Pabo wil doen, moet je de RWT halen. Dat geldt voor voltijd-en deeltijd studenten én zij-instromers. Bij zij-instromers staat er alleen nog meer druk op. Een voltijd- of deeltijd student mag er een jaar over doen, krijgt er college over en mag hem drie keer maken. “Een zij-instromer gaat een geschiktheidsonderzoek in”, vertelt Martine. Dat bestaat uit verschillende onderdelen, maar je moet eerst je RWT hebben gehaald. Daar heb je twee kansen voor. Je kan niet starten als je de RWT niet gehaald hebt. Daar zit dus best wel wat tijdsdruk; de meeste mensen hebben al een afspraak staan met een schoolbestuur om daar aan de slag te gaan.”
Rekentraining
Om mensen voor te bereiden op de toets, heeft Windesheim in opdracht van Flevowijs de online rekentraining ingevoerd, vier weken lang, twee uur per keer. Martine geeft deze training. “De training is niet verplicht, maar de ervaring is dat mensen hem graag willen volgen”, vertelt ze. “Aanmelden kan via Flevowijs. Flevowijs krijgt een financiering voor deze training, omdat het rekenniveau landelijk gezien niet zo best is. In Almere is het nóg wat lastiger, omdat er heel hard docenten nodig zijn. Flevowijs en Windesheim Leven Lang Ontwikkelen zetten er gezamenlijk op in om met de training de eigen rekenvaardigheden van de kandidaten te versterken. Zodat zij met zelfvertrouwen de RWT kunnen doen en deze met succes afronden. We bieden de trainingen bewust in de avond aan, omdat mensen vaak nog een andere baan buiten het onderwijs hebben. Ze hoeven dan nog niet op hun werk aan te geven dat ze met iets anders bezig zijn. Door in de avond met de training bezig te zijn, hoeft niemand iets te merken en hoeven ze hun baan pas op te zeggen als ze geslaagd zijn voor het geschiktheidsonderzoek en hun assessment hebben gehaald.”
Kleine groepen
Ongeveer een jaar wordt de rekentraining nu gegeven en het is een succes. Martine werkt met kleine groepen; er doen maximaal acht mensen mee in een training. “Dat vind ik prettig”, licht Martine toe. “Zo is het overzichtelijk en kan iedereen zijn eigen, individuele dingen kwijt. Acht mensen kan ik ook net nog goed zien op mijn scherm. En zo kan ik hun non-verbale gedrag goed waarnemen. Dat is voor mij heel belangrijk. Je merkt namelijk dat veel mensen het lastig vinden om aan te geven dat ze iets niet meer kunnen volgen. Het is gewoon heel spannend om je vinger omhoog te steken als je iets niet begrijpt. Vaak hebben mensen een rekentrauma uit het verleden. Ik zie het direct aan mensen als ze afhaken. Ik kan dan ook meteen even een vraag stellen of opmerking maken, waardoor ik die mensen weer kan laten aanhaken, zonder dat anderen het merken. Woorden als ‘niet’ of ‘ik kan het niet’, zijn verboden bij mij. Ik ben alleen maar bezig met helpende gedachtes.”
‘Als de uitkomst 3,5 cavia is, dan is er
iets niet helemaal goed gegaan.’
Persoonlijke aanpak
Hoe help jij de mensen in de rekentraining, vroegen we Martine. Hoe bereid je ze voor? “Door het persoonlijk te maken, door eigen verhalen te vertellen. En door humor!” roept Martine enthousiast. “Dat vind ik ontzettend belangrijk. Zonder humor kan ik niet lesgeven. Je moet lol hebben met elkaar. ‘Ik hou van breuken, ik vind ze lief’, zeg ik bijvoorbeeld. Daar moet iedereen hard om lachen.” Martine vindt wiskunde een heel mooi vak. Het is een manier waarop je kan omgaan met teleurstellingen en falen. Je leert meerdere oplossingen te onderzoeken. En je leert er zelfvertrouwen van te krijgen, als je het juist toepast. “Dat vind ik ontzettend mooi om mensen mee te geven in de lessen die ik mag geven. Bij 80% van de mensen die hier binnenkomen, is het rekenplezier ongeveer gelijk aan nul! Ze krijgen er vlekken van als ze een breuk zien, ha, ha. Ik beschuldig ze altijd van het
‘Bassie-gevoel’, van de clown Bassie. ‘Ik begrijp het wel, maar ik snap er helemaal niks van.’ De meeste mensen die naar mijn training komen, hebben allerlei trucjes geleerd, maar hebben eigenlijk geen idee meer wat een bepaald soort som nou eigenlijk is. Als je ze dat uitlegt en er goede rekenstrategieën bij geeft, dan beseffen ze vaak na één les al dat het best makkelijk is. Rekenen is niet moeilijk, als het maar goed uitgelegd wordt! Wij werken met het zogenaamde drieslagmodel, waarmee je mensen kan helpen om een som te maken:
- Context: eerst kijken en begrijpen wat er nu eigenlijk gevraagd wordt (niet rekenen)
- Bewerking: hoe kan ik dit uitrekenen?
- Oplossing: nu mag je rekenen.
Als je de berekening gedaan hebt, kijk dan even of het logisch is. Ik zeg altijd: als de uitkomst 3,5 cavia is, dan is er iets niet helemaal goed gegaan, ha ha. Doordat ik situaties heel beeldend maak en mensen heel veel laat uittekenen, gaat het voor mensen leven en blijven dingen beter hangen. Mensen leren bij mij ook dat iets soms niet kan; ga dan terug naar de context, bekijk of er meer manieren zijn om een som op te lossen.”
Rekenen is discipline, vindt Martine. Oefenen dus. “Ik verwacht van de mensen bij mijn training dat ze elke dag kort oefenen met rekenen. Een kwartiertje is genoeg; dat hoeft echt niet langer. Je moet er niet over hoeven nadenken; het is gewoon iets dat je doet. Rekenen moet als ademen worden. Mochten er toch opdrachten zijn die je frustreren, waar je echt vlekken van krijgt, stuur ze dan naar mij. Dan behandelen we ze in de les. Dat spreek ik altijd af met de mensen in mijn training. Op die manier zie ik ook waar er gaten in hun kennis zitten. De meeste mensen die bij mij binnenkomen, kunnen heel goed rekenen, al hebben ze dat zelf niet door. Er zitten alleen wat gaten… Het is aan mij om te onderzoeken hoe we dat kunnen repareren.”
Didactische vaardigheden
Zodra mensen het geschiktheidsonderzoek doorstaan hebben en kunnen starten met het zij-instroomtraject, staan ze meteen voor de klas. En hebben ze ook meteen de verantwoordelijkheid voor een groep. Martine probeert in haar training om mensen zoveel mogelijk didactische vaardigheden aan te leren. Door voorbeelden te geven. “Als je voor de groep staat, dan zou je het zo en zo kunnen doen. De een vindt 7 x 8 makkelijker en de ander 8 x 7. Besef dat jouw manier niet de enige manier is. Door mensen in mijn training op weg te helpen, merk ik dat ze (weer) plezier krijgen in rekenen. ‘Rekenen is bij jou gewoon leuk’, hoor ik dan. Of ze koppelen terug dat, als kinderen in de groep een vraag hebben, ze veel sneller kunnen zien welke strategie zij gebruiken en hoe ze dan kunnen helpen zonder negatieve feedback te geven. Je helpt niet alleen volwassenen, maar indirect ook de kinderen. Dat maakt mijn vak zo mooi!”
‘Is rekenen écht zo makkelijk?’
Resultaten RWT
Sinds de introductie van de nieuwe rekentoets, de RWT, is de landelijke score gedaald. Bij Martine is dat gelukkig niet het geval. “Bij mij is de score nog steeds heel goed!”, roept Martine blij. “Van de mensen die bij mij een training gevolgd hebben, hebben vrijwel alle kandidaten de toets gehaald. Is het dan wellicht een idee om het land in te trekken om training te geven? “Nou, nee, hoor”, lacht Martine. “Ik vind het superleuk dat er interesse is in mijn rekenlessen, maar ik heb genoeg te doen. Landelijk gezien, laat het succes van de RWT nog even op zich wachten. Martine denkt dat ze daar wel een verklaring voor heeft. “Bij de nieuwe toets mag je vanaf het begin kladpapier gebruiken; dat mocht bij de oude toets niet. Mijn indruk is dat mensen door het kladpapier de eerste 17 sommen niet uit het hoofd maken. En dat werkt door in de rest van de toets. Als je stappen sneller kan doen dan ze uitwerken op papier, dan moet je dat doen. Hoofdrekenen gaat gewoon sneller en ook de controle gaat sneller.”
Waarom is de RWT zo belangrijk?
De RWT is pittig. Dat signaal krijgen we van de mensen die de toets gemaakt hebben. Toch is de RWT een noodzakelijk middel voor een baan in het onderwijs. “Absoluut!”, sluit Martine af. “De RWT is echt gericht op je eigen rekenvaardigheden. Als je als startende docent voor de klas staat, heb je in ieder geval de snelheid om mee te kijken wat de leerling heeft uitgerekend. Of om te kijken welke keuze van de leerling ervoor gezorgd heeft dat hij niet tot de juiste uitkomst komt. ‘Goed’ en ‘fout’ bestaan niet. Als je merkt dat iets niet goed is, dan klap je dicht. Dat is bij elk vak zo, maar bij wiskunde is het extra lastig om iemand weer bereid te krijgen om dezelfde opdracht nog een keer op een andere manier te doen. Het mooie van de RWT-training vind ik dat mensen daarmee al een stukje rekendidactiek meekrijgen en iets vrolijker weggaan dan toen ze bij me binnenkwamen. Als mensen opeens beseffen: is rekenen écht zo makkelijk? Dan is mijn doel bereikt.”