Dat je nooit moet opgeven en je dromen moet blijven najagen, hoe moeilijk ook, daarvan is Nidal Ibo het levende bewijs. Hij vluchtte in 2015 vanuit Syrië naar Nederland. En heeft sindsdien keihard gewerkt om hier een nieuwe toekomst op te bouwen. Aan het feit dat de kinderen hier mondiger zijn, moest hij even wennen, maar inmiddels staat hij zijn mannetje voor de klas.
Wie is Nidal Ibo?
“Nidal Ibo is een man die naar Nederland gekomen is om hier zijn leven opnieuw op te bouwen. Door de oorlog in Syrië heb ik alles moeten achterlaten, ook alles wat ik daar gedaan heb. Ik moest een weg vinden naar een nieuw leven. Ik zeg altijd: ‘We zijn opnieuw geboren.’ In 2015 ben ik vanuit Syrië naar Nederland gevlucht. Alleen. Mijn vrouw en zus moest ik achterlaten. Mijn vrouw kon in eerste instantie bij haar ouders wonen in Syrië. Daardoor was het voor haar niet zo ingewikkeld om te blijven. Maar voor ons samen was het wel degelijk een risico om in Syrië te blijven. Na een tijdje zijn mijn vrouw en zus naar Turkije gevlucht, door de dreiging van IS. Mijn zus zit nog in Turkije. Mijn vrouw is eind 2016 naar Nederland gekomen. Sinds die tijd zijn we weer samen, met twee prachtige kinderen inmiddels, een meisje van zes en een jongetje van vier jaar. En we hebben het naar onze zin hier.
Als mens ben ik een doorzetter, iemand die altijd zijn doel wil bereiken, ook al moet ik daar veel voor opgeven. Ik wil dingen nog beter doen. Ha ha, jij vindt dat ik goed Nederlands spreek? Nou, dat is niet genoeg voor mij. Ik wil het nóg beter kunnen. Maar ik probeer alles wat ik doe altijd op een goede manier te doen. Ik ben netjes en zal nooit iemand pijn doen. Perfectionistisch, idealistisch, ja, zo zou je mij wel kunnen omschrijven.
Hoe was de eerste periode in Nederland voor jou?
Waar ik echt tegenaan liep toen ik hier kwam, was de taal. Ik sprak alleen een klein beetje Engels. Ik zat in een AZC (asielzoekerscentrum), met vier mensen op een kamer. Maar weet je, ik keek altijd achterom, wat laat ik achter? Oorlog in Syrië. Ik was dankbaar dat ik veilig in Nederland mocht zijn. De eerste zes maanden had ik het moeilijk. Daarna werd het nóg een stuk moeilijker. Toen kreeg ik echt heimwee, naar mijn eigen land, mijn cultuur. Natuurlijk waren er landgenoten om me heen, met wie ik kon praten. Maar dat ging over algemene dingen. Niet over hoe ik me voelde en wat er in mijn hoofd omging. Na zo’n anderhalf jaar maakte ik hier nieuwe vrienden en werd het steeds makkelijker voor me. Ik wilde in Nederland een nieuwe toekomst opbouwen, met wat ik kon. In Syrië was ik drie jaar leraar en zes jaar docent geweest in het Voortgezet Onderwijs. Dat wilde ik hier ook graag doen. Maar ja, ik kende de taal niet, de mensen konden mij niet verstaan; hoe moest ik dat gaan doen? Ik ben toen in het AZC begonnen met het leren van de Nederlandse taal.
Omdat ik een uitkering kreeg, voelde ik me schuldig. Ik wilde werken. Werken aan mijn toekomst in Nederland, maar tegelijk ook iets betekenen voor dit land. Dat vond ik nog belangrijker. Ik wilde mijn dankbaarheid laten zien aan de Nederlandse mensen, aan dit land, omdat zij me hier hebben ondergebracht. Het soort werk maakte me niet; ik kon alles doen. Ik heb ook gesolliciteerd, maar werd niet aangenomen door mijn hogere opleidingsniveau. Toen kreeg ik het advies een andere manier te zoeken om toch leerkracht te worden. Dat is gelukt. Bij het UAF (stichting voor vluchtelingen studenten) kreeg ik de kans om mee te doen aan de pilot ‘statushouders voor de klas.’ En zo begon het verhaal.
‘Ik wilde werken aan mijn toekomst in Nederland, maar tegelijk ook iets betekenen voor dit land.’
Wat deed je in Syrië?
Ik heb de studie Arabische taal en literatuur gedaan aan de universiteit. Daarna mijn diploma tot docent gehaald. Ik heb eerst drie jaar op een basisschool gewerkt, als leerkracht bovenbouw. Daar gaf ik alle vakken, net als in Nederland. Daarna kreeg ik de kans om naar het Voortgezet Onderwijs te gaan en daar ben ik zes jaar docent Arabisch geweest. En heb ik als vrijwilliger op de universiteit gewerkt. Dat werd helaas niet officieel erkend, toen de oorlog begon. Maar ik heb daar zeker ervaring opgedaan.
Wat vonden de mensen in je omgeving ervan dat je hier het onderwijs in wilde?
Mijn hart ligt echt bij het onderwijs. Daar doe ik alles voor. Dat weten mensen. En ik weet niet hoe het komt, hoor. Misschien heb ik wel iets goeds gedaan in mijn leven, maar niemand in mijn omgeving heeft geprobeerd me tegen te houden. Iedereen zei: ‘Als jij dat wil, probeer het maar! Kijk maar wat er gebeurt. Je kan het! Ga ervoor!’ Ik voelde me echt gesteund. Met name door een collega op de school waar ik ging werken. Hij zei tegen me: ‘Misschien is je uitspraak nog niet perfect, maar de kinderen kunnen je verstaan en begrijpen. Je bent al een leerkracht. Je hebt alleen nog begeleiding nodig om hier een goede leerkracht te worden en de taal nog beter te beheersen. Met de tijd komt dat helemaal goed. Die collega was super! Hij gaf mij vertrouwen en de kans om les te geven.
‘De kinderen hier zijn mondiger en durven meer te zeggen tegen de leerkrachten.’
Je hebt best wat stappen gezet; hoe zag jouw opleidingstraject eruit?
De pilot ‘statushouders voor de klas’ duurde anderhalf jaar. Het duurt drie tot zes maanden om je
C1-taalniveau te halen. Die lessen volgden we op Windesheim. In de coronatijd waren de lessen online. Heel nuttig voor het begrijpen en schrijven, maar voor het spreken was dat helaas niet zo goed. Je ontmoette toen natuurlijk geen andere mensen om mee te praten. De pilot ‘statushouders voor de klas’ hield verder in dat we begeleid werden door twee begeleiders/docenten van Windesheim. Elke week was er een bijeenkomst waarin zij advies gaven over hoe we met bepaalde situaties konden omgaan. Het ging hier ook om tips op het gebied van pedagogiek en vakdidactiek. Daarnaast werkten we twee tot drie dagen per week op school, als stagiair. Ideaal om te zien hoe je het er in de praktijk vanaf brengt. En dat was best even wennen voor mij, ha ha. De kinderen hier zijn mondiger en durven meer te zeggen tegen de leerkrachten. De Nederlandse cultuur is heel anders dan de Syrische. Kinderen leren hier om hun mening te geven; vrijheid van meningsuiting noemen ze dat. Samengevat waren de weken met één dag begeleiding en twee of drie dagen als stageloper heel nuttig voor me. Ik heb in die periode ontzettend veel geleerd.
Vanuit de pilot ‘statushouders voor de klas’ werd ik aangenomen als onderwijsassistent op OBS Polygoon. In 2021 kreeg ik de kans om op Windesheim de ad-PEP-opleiding tot leraarondersteuner te gaan doen. Dan mag je, onder begeleiding van een leerkracht, voor de klas staan. Mijn Ad-PEP heb ik in 2023 afgerond en vervolgens ben ik gestart met een doorstroomprogramma tot leerkracht, op de Pabo. Volgend jaar is het vierde en, hopelijk, laatste jaar. En dan ben ik bevoegd leerkracht.
‘Ik heb echt toffe kinderen in mijn klas.’
Hoe bevalt je werk nu?
Ik sta vier dagen voor de klas en heb één dag opleiding. Lekker bezig dus. Ik sta in principe voor groep 6, maar, als dat nodig is, sta ik ook wel eens voor groep 4 of 5. Ik sta alleen voor de groep, maar af en toe komt er iemand observeren van Windesheim of ASG. Heel fijn om feedback te krijgen en gelukkig zijn het tot nu vooral complimenten. Al kan ik natuurlijk altijd beter!
Ik ben superblij op de Polygoon. Het is een kleine school, maar een heel fijne school. De directeur zorgt voor een goede sfeer op school waarbinnen iedereen goed met elkaar kan werken. Mijn collega’s zijn superlief en begrijpen mijn situatie. En de kinderen, ja, die zijn compleet anders dan de kinderen die ik in Syrië gewend ben. Daar verdien je al respect om het feit dat je leerkracht bent; hier moet je het respect in de klas eerst verdienen van de kinderen. Daar heb ik hard aan gewerkt en ik merk nu dat dat beloond wordt. Ik heb echt toffe kinderen in mijn klas.
‘Hoe mooi het ook is, je verlangt altijd terug naar de plek waar je geboren bent.’
Als het goed is, ben je volgend jaar klaar met je opleiding. Hoe zie jij de toekomst voor je? Ligt die in Nederland?
Oei, dat vind ik echt een lastige vraag. Als ik diep in mijn hart kijk, dan wil ik, als mijn land veilig voelt, terug naar Syrië. Maar dan spreek ik voor mezelf. Niet voor mijn gezin. Onze kinderen zijn hier geboren, gaan hier naar school, hebben Nederlands geleerd. Ze spreken dit een stuk beter dan Arabisch. Voor hen is Nederland hun thuis. Mocht de situatie veilig zijn, dan zullen we goed moeten overwegen of we in Nederland willen blijven of terug willen naar Syrië. Als ik naar de toekomst kijk, korte of lange termijn, dan denk ik dat dat laatste niet gaat lukken. Het land is helemaal verwoest. Als ik niet meer terug kan, dan heb ik een ander, fijn land om in te wonen: Nederland. Dat voelt heel erg fijn. En daar ben ik ontzettend dankbaar voor.
Maar mijn gevoel kan ik niet veranderen. Misschien kan ik een voorbeeld geven. Je gaat met je gezin op vakantie naar een heel mooi land. Het is daar fantastisch en je doet alleen maar leuke dingen. Toch komt er dan een moment dat je denkt: ‘nu wil ik naar huis!’ Hoe mooi het ook is, je verlangt altijd terug naar de plek waar je geboren bent.
Wat is jouw advies voor andere statushouders in Nederland?
Heel simpel: blijf je dromen najagen! Geef nooit op! Ieder mens is uniek en tot mooie dingen in staat. Geloof in jezelf! Misschien heb ik veel geluk gehad op weg naar waar ik nu sta, maar ik weet zeker dat anderen ook ver kunnen komen.”